Nieuwe appelrassen worden in de eerste screening beoordeeld op productie, vruchtmaat, uitzicht, smaak, houdbaarheid en ziekte- en plaaggevoeligheid. Als blijkt dat een ras hierin tekort schiet, dan wordt het afgevoerd. Rassen die wel inte-ressant blijken worden op grotere schaal aangeplant. In deze tweede en derde screening wordt gezocht naar oplossingen voor de teelttechnische problemen van een nieuw ras. Deze proeven kunnen onderverdeeld worden in 6 thema’s, nl. opkweek en snoei, bemesting, oogstzekerheid (vruchtzetting en/of -dunning), kwaliteit, ziektegevoeligheid en bewaring (i.s.m. VCBT). Het uiteindelijk doel is om voor elk ras een teeltfiche voor de fruitteler op te stellen. Daarnaast wordt binnen de bestaande rassen ook gezocht naar betere kleurmutanten en/of selecties. De nadruk ligt hierbij niet alleen op de kleur, maar ook op het pluktijdstip en op de schilkwaliteit.